
Faseverandering
Dat er zout wordt gestrooid heeft te maken met het verschil in vriespunt tussen verschillende vloeistoffen. Een weg wordt meestal glad door het bevriezen van een (flinter)dun laagje water. Het vriespunt van water ligt op 0 graden Celsius, wat wil zeggen dat er bij 0 graden Celsius een overgang plaatsvindt: vloeibaar water verandert in water in een vaste vorm, ijs dus. En ijs is glad. Eénzelfde soort verandering vindt trouwens plaats bij 100 graden Celsius: hierbij verandert vloeibaar water in water in gasvorm, waterdamp. Het kookpunt van water bevindt zich daarom op 100 graden Celsius. In de scheikunde heet dit een faseverandering.
Verschillende vriespunten
Elke vloeistof heeft een eigen vries- en kookpunt. Het kook- en vriespunt zijn onder andere afhankelijk van de grootte van de moleculen waarvan de stof is gemaakt en de sterkte van de bindingen tussen de moleculen. Zo bevriest ethanol bij -114 graden Celsius en kookt het bij 78 graden Celsius. Aceton bevriest bij -95 graden Celsius en kookt bij 56 graden Celsius.
Zoet water…wordt zout!
Het toevoegen van iets aan een vloeistof verandert het kook- en smeltpunt. Hiervan wordt gebruik gemaakt als er gestrooid wordt bij gladheid. Door het strooien van zout verandert het zoete water namelijk in zout water. Zout water heeft een ander vriespunt, wat lager ligt dan dat van zoet water, namelijk ergens rond de -7 graden Celsius. Hierdoor verandert het laagje ijs in water en voila: weg is de gladheid!